1.2.4.d Harmoniseren van nationale regelgeving door aanpassing strijdige regelgeving

Om tot een goede werking van de betreffende EU-regelgeving te komen kan het noodzakelijk zijn nationale regelgeving verder te conformeren aan de Europese. Nationale regelgeving dient te worden nagelopen om na te gaan of deze voorschriften bevat die strijdig zijn met de te implementeren Europese regelgeving. De betreffende regelgevende activiteiten kunnen dan ook bijvoorbeeld zien op:

  • de concretisering van materiële bepalingen naar de nationale situatie;
  • het aanpassen of intrekken van voorschriften die strijdig zijn met de te implementeren EU-regelgeving of aan toepassing in de weg staan.

Het gaat hier dus niet zozeer om de omzetting van de betreffende artikelen in EU-regelgeving in bijvoorbeeld een wijzigingswet, maar het aanpassen van regelgeving die niet conform de EU-regelgeving  is of (EU-bepalingen die) verduidelijking behoeven.

Om welk Europees rechtsinstrument het ook gaat, het is dus altijd nodig om de te implementeren Europese regelgeving naast relevante nationale wet- en regelgeving te leggen en na te gaan of het noodzakelijk is iets aan te passen of in te trekken.

Voorbeeld
Een voorbeeld van aanpassingsactiviteiten kan gevonden worden in het kader van de Nederlandse implementatie van verordening nr. (EG) 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de richtlijnen nr. 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33/1). Bij de implementatie van de verordening volgde aanpassing en het deels schrappen van het overlappende Nederlands systeem van milieuverslaglegging (hoofdstuk 12 Wet milieubeheer) om dubbele verplichtingen voor bedrijven te voorkomen.

Met name ook de implementatie van verordeningen vereist vaak een aanpassing of intrekking van eventueel met de desbetreffende  verordening strijdig nationaal recht. De beginselen van voorrang van Unierecht en de rechtstreekse toepasselijkheid van verordeningen brengen weliswaar mee dat met de verordening strijdig nationaal recht buiten toepassing gelaten moet worden, maar niettemin rust op de lidstaten volgens de jurisprudentie van het Hof de verplichting om dergelijk strijdig nationaal recht expliciet aan te passen (HvJ EG, 17 mei 1972, C- 93/71 (Orsolina Leonesio tegen Ministerie van Land- en Bosbouw van de Italiaanse Republiek), Jur. 1972 p. 287, HvJ EG, 4 april 1974, C-167/73 (Commissie v. Frankrijk), Jur. 1974 p. 359, HvJ EG, 10 oktober 1973, C-34/73 (Variola t. Ammistrazione delle Finanze), Jur. 1973, p. 981). Deze verplichting wordt (deels) ingegeven door het vereiste van rechtszekerheid en in het bijzonder de kenbaarheid van het recht.

De strijd tussen een nationale regel en het Unierecht kan alleen definitief worden opgeheven door middel van een dwingend nationaal voorschrift dat dezelfde verbindende kracht heeft als de te wijzigen bepalingen (HvJ EG, 15 oktober 1986, C-168/85 (Commissie v. Italië), Jur. 1986 p. 2945). Er kan dus niet worden volstaan met de gedachte dat Unierecht voorrang heeft boven de strijdige nationale bepaling.

Voorbeeld
Een voorbeeld waarin strijdige nationale wetgeving aangepast moest worden, kan gevonden worden in een zaak van de Europese Commissie tegen Frankrijk (HvJ EG, 13 juli 2000, C-160/99 (Commissie tegen Frankrijk), Jur. 2000, p. I-6137). In deze zaak had Frankrijk nagelaten de met een verordening strijdige nationale bepaling tijdig te wijzigen. Frankrijk betoogde dat, in afwachting van de goedkeuring van een wetsontwerp daartoe, de toepassing van de verordening was verzekerd door middel van een circulaire en een voetnoot. Het Hof oordeelde echter dat de handhaving van de nationale bepaling tot een onduidelijke feitelijke situatie leidde. De circulaire en de voetnoot konden de strijdigheid niet definitief opheffen, omdat zij geen dwingende nationale voorschriften waren met dezelfde rechtskracht als de te wijzigen bepaling.

Laatst gewijzigd op: 8-2-2018